Oud-leerling Thijs Delrue kijkt in zijn boek nostalgisch terug op het jeugdvoetbal (en de ‘gouden jaren’ in het Sint-Aloysiuscollege).
Thijs Delrue, alias de Koperen Kogel, schreef met zijn boek De memoires van een mislukte Messi vol passie en nostalgie over het jeugdvoetbal van vroeger (en nu). Hij beschrijft er op een wonderlijke wijze zijn jeugdjaren als voetballer en … zijn passage in het Sint-Aloysiuscollege in Menen. “Na een stroef begin ben ik er als het ware in een warm bad terechtgekomen met onvergetelijke activiteiten, fantastische leerkrachten en vriendschappen voor het leven,” verduidelijkt de 45-jarige zelfstandige auteur/journalist nu nog. Tijd dus voor een trip down memory lane …
Door Ignace Van der Heyden
Je hebt ongetwijfeld nog heel wat herinneringen aan het Sint-Aloysiuscollege?
Thijs: “Zeker en vast! Ik heb er echt een ongelooflijk mooie tijd beleefd. Ik denk nog altijd met een warm gevoel terug aan heel wat (parascolaire) activiteiten en leerkrachten die indruk gemaakt hebben op me. Zo had ik een goede band met bijvoorbeeld Leo Lamaire, Freddy Dusselier, Rik Valcke, Bart Vanneste of Jef Van der Donckt. Bij die laatste ben ik onlangs nog langsgeweest om een gesigneerd exemplaar van mijn boek te overhandigen. We hebben fijn gebabbeld en herinneringen opgehaald van vroeger op het College.”
Nochtans, in je boek bleek dat het eerste jaar op het College allesbehalve evident was?
“Dat klopt inderdaad. Na de lagere school trokken al mijn vrienden naar Wevelgem en besloten mijn ouders (zonder mij te raadplegen trouwens) mij in te schrijven in het eerste jaar in het College in Menen dat toen net opnieuw startte met een eerste graad. Ik had het daar wel vrij lastig mee in het begin, aangezien ik sowieso al moeilijker om kan met veranderingen en dit toch een grote stap was, zeker zo zonder mijn (voetbal)vrienden uit de lagere school. Gelukkig namen toen leerkrachten als Miet Van Belle en Mark Beghein ons onder hun vleugels in het eerste jaar. Zij zorgden voor stabiliteit en met een flinke portie empathie hebben ze ons mooi door die eerste graad geloodst.”
Daarnaast bood het voetbal op school je in het begin ook nog troost?
“Die middagpauzes leken wel uren te duren en dat was het ideale moment om mijn voetbalskills verder te verfijnen op de speelplaats. Elke middag aten we zo snel mogelijk onze boterhammen op om dan de rest van de pauze te voetballen. Al was het in het begin wel wat wennen aan dat kleine Collegeballetje, maar dat was dan weer ideaal om onze techniek verder aan te scherpen.”
Je kon niet alleen goed overweg met een voetbal, ook in de scholenveldloop blonk je uit, zo lazen we in je boek. Was je een vaste klant voor het podium op die crossen?
“Ja hoor! Ik heb die jaarlijkse loopwedstrijd voor leerlingen van het College zelfs drie keer gewonnen. Ik klopte toen onder andere Frederik Van Lierde, de triatleet die later onder andere de Iron Man van Nice en Hawai zou winnen. Die crossen lagen me echt wel goed, zeker de eerste jaren. In het vierde middelbaar ging de liefde echter wat over en besloten we met een paar klasgenoten om die wedstrijd te saboteren en op ons gemak die rondjes af te haspelen. Onze LO-leerkracht, Bart Vanneste, is natuurlijk ook niet van gisteren en toen hij dit in de gaten kreeg, riep hij mij toe dat als ik niet binnen de eerste 10 zou eindigen, er een strafstudie zou volgen … Ik zette dan toch maar mijn beste beentje voor, haalde een grote groep lopers in en eindigde finaal toch nog 9de.”
Ook in het schooltoneel was je actief, zij het in een bijzondere rol…
Euh… ik speelde mee in het stuk De onverwachte bezoeker van Agatha Christie en was daardoor vrijgesteld van een heel aantal toetsen. Toen de leerkrachten echter kwamen kijken naar de voorstelling en vaststelden dat ik ‘het lijk’ speelde dat alleen de eerste 20 minuten onbeweeglijk in een rolstoel moest blijven zitten, heb ik alsnog sommige toetsen moeten inhalen.”
Je was trouwens net als je broers Tom en Klaas, ook nog praeses in je laatste jaar in het College. Wat weet je daar nog van?
“Ook daar heb ik niets dan goede herinneringen aan. Zo’n presidium voor de zesdejaars was/is echt een supermooi initiatief: samen met onder andere Bieke Dobbelaere en mijn beste kameraad Wannes Cappelle hebben we toen een prachtige tijd beleefd. Ook chapeau voor alle leerkrachten die telkens die activiteiten in goede banen leidden, met dan vooral een grote dank aan Jan Parmentier die ons, net als de directie trouwens, altijd volop gesteund heeft in alles. In die laatste jaren zijn toen enorm hechte vriendschappen ontstaan, die zelfs tot op de dag van vandaag nog standhouden. Dat is echt onbetaalbaar.”
Na je middelbaar ging je Romaanse Taal- en Letterkunde studeren in Leuven en Journalistiek in Louvain-la-Neuve. Van welke job droomde je toen?
“Als fervent sportliefhebber was mijn grote droom om sportjournalist te worden. Ik werkte uiteindelijk vier jaar bij Sporza, waar ik eerst mee verantwoordelijk was voor Teletekst en daarna de website sporza.be mee lanceerde. Ik merkte toen wel dat het journalistieke bestaan niet eenvoudig te combineren is met een goed gevuld sociaal en privéleven. Daarom stapte ik daarna over naar de job van eindredacteur bij Uitgeverij Averbode en nu ben ik al een tijdje aan de slag als fulltime zelfstandig redacteur, journalist en auteur. Zo schreef ik biografieën van bekende sportpersoonlijkheden, zoals Sven Nys, en boeken over tv-programma’s van de vrt, zoals Reizen Waes.”
Hoe kwam je er dan onlangs bij om een boek te schrijven over het jeugdvoetbal?
“Ik speelde daar al lang mee in mijn hoofd. Ik heb zelf drie voetballende zonen en gaandeweg kwamen al de herinneringen uit mijn eigen kindertijd terug naar boven. Van de trainers en de ploegmaats van de Wietstar in Lauwe, de interprovinciale eindrondes tegen robuuste Waalse tegenstanders tot voetballen in de vrieskou met een kousenbroek aan ... Toen mijn zoon dan ook nog eens zelf een uitnodiging kreeg om te testen bij een elite-ploeg op nationaal niveau, dook bij mij die eeuwige vraag op: wat als ik op 12-jarige leeftijd ja had gezegd op de vraag van KV Kortrijk of ik eens wilde komen testen? Ging ik dan misschien een professionele voetbalcarrière tegemoet zijn gegaan? De kans is klein, maar daar mijmer ik wel vaker over.”
Wat ook opvalt in je boek is dat er heel wat details en nauwkeurige beschrijvingen in staan, terwijl je het wel hebt over matchen en trainingen van 30 jaar geleden. Hoe weet je dat allemaal nog?
“Die vraag krijg ik geregeld. Alles wat zich in je kindertijd heeft afgespeeld, zet je veel harder vast in je hoofd, volgens mij. De eerste keer in een nieuwe kleedkamer voor je allereerste training vergeet je nooit meer, dat maakt meteen zo’n grote indruk dat je daar jaren later nog over kan vertellen. Terwijl ik me veel moeilijker iets kan herinneren van enkele maanden geleden bijvoorbeeld. Het is ook zo dat ik geprobeerd heb een uniek boek te schrijven over de pure emoties van een zorgeloos, maar soms ook nerveus voetballertje. Ik wilde het jeugdvoetbal eens van binnenuit vertellen en de lezer de indruk geven mee op het veld te staan. Mijn inspiratie hiervoor haalde ik voor een stuk uit het magistrale boek De renner van Tim Krabbé, waarin hij minutieus alle emoties en gedachten schetst die in een wielrenner opkomen tijdens een wedstrijd.”
We hebben alleszins echt genoten van de Memoires van een mislukte Messi en zullen het dan ook warm aanbevelen. We hoorden trouwens dat de verkoop ook goed draait?
“Jazeker, je kan gerust van een succes spreken. Er zijn al bijna 2000 exemplaren van verkocht, dus de 2de druk is nabij! Het boek kreeg veel media-aandacht en heeft daardoor ook zijn weg gevonden naar een breder publiek. Ik ben dus een tevreden man.”
Heel veel succes alvast nog met je boek en hopelijk tot snel eens voor een reünie op het College met je medeleerlingen en leerkrachten van toen!